Ik zei: ‘Ik laat de deur wel open,
want kom jij terug, bezopen,
en gaat rommelen aan het slot
is heel mijn nachtrust kapot.
Ik schrik wakker zonder lief
en vermoed meteen een dief,
tril van angst en zit in nood,
schiet de indringer dus dood
Het pistool vooruit gericht
in mijn hand een zaklantaren,
zit ik pijnlijk op de blaren
want ik staar in jouw gezicht
Wreed vertrokken van de pijn
nooit meer gaan wij samen zijn
Ach, de deur gewoon op slot
maakt veel minder toch kapot.’