Strijd

Strijd zonder woorden. Zoals: eindelijk had de jonge Geldheld het Monster te pakken in een nauwe bergkloof. Aarzeling noch genade kende de koene ridder. Wat kon het vals beschuldigde schepsel nog redden? Enkel reïncarnatie en wraak op de vileine slachter in een volgend leven. Of een vakkundig geconstrueerde deus ex machina, in de vorm van joelende kinderen bijvoorbeeld, die met hun schooljuf bosbessen aan het zoeken waren om in een leermoment van zelfredzaamheid te ervaren, hoe hard het leven van primitieve primaten en holwangige holbewoners geweest moet zijn, al werden ze amper geteisterd door belastingaanslagen en welvaartsziekten, uitlaatgassen of carnaval.
Geldheld zal opgetogen huiswaarts getogen zijn, vol verwachting dat zijn behaaglijke pantoffels bij de open haard klaargezet waren door zijn grootste fans, zijn trouwe hond, zijn blinde dienstknecht en zijn zoon, terwijl kirrende maagden in de keuken linzensoep aan het bakken waren om zijn thuiskeer te vieren, omdat Gossaert in zijn doolhof des levens al had aangebazuind, dat elk verreizen om een feestje roept. Het meest echter zal hij, Geldheld, geblaakt hebben bij het vooruitzicht. Blind voor het feit, dat hem in zijn eigen maïstuin een nieuwe bedreiging wachtte, die lezers en de ontwerper zelf hier links kunnen waarnemen. De Us, bij vrijwel elk dierenasiel af te halen.

Het bakken van linzen verdient zeker aandacht en daarom is dat hier visueel weergegeven voor mensen die meer op beeld dan op tekst gespitst zijn, want strips verdienen toch een beter lot dan de veroordeling door welmenende pedagogen, die daarmee een stichtelijke prestatie meenden neer te zetten in de duffe jaren Vijftig, die in de weekends slechts opgevrolijkt werden door rock and roll (de jaren, niet de pedagogen!).
Geen beschrijving van een heuse naumachie verwachte de abonnee dus. Nog altijd dreunt de schaamte om mijn eigen onwetendheid na in mijn gemoed; een schandvlek, opgelopen tijdens de eerste les Kennismaking met Antieke Cultuur en Letterkunde, waar pater Zonneveld ons met een stoer relaas over heldenmoed en vernietiging enthousiast hoopte te maken voor twee dode talen. Nimmer voordien en later zelden hoorde ik dit vreemde woord ‘naumachie’, dat vaag een beeld van een Singer naaimachine bij me opriep. Pas na driekwart van de fraaie en ware historie aangehoord te hebben, begon me te dagen, dat het een slag ter zee of zo moest zijn. Wanneer ik het me – met mijn door het leven gemodificeerde geheugen – goed herinner, stelde rector Zonneveld mij in die les ook nog een vraag, waarop ik het antwoord ten overstaan van een hele klas vol intelligente, wetende en bovenal spotzieke medeleerlingen, schuldig moest blijven. Sommige pijn blijft. Een woord voor zekere strijd niet te kennen bijvoorbeeld. Nóg vecht ik tegen de tranen.