Jachtig

Ik liep pas door de bossen
mijn tanden schoon te flossen
en ook mijn bril te poetsen
toen kwamen er drie koetsen

Uit eentje sprong een boze man
die riep: ‘Alsof dit zomaar kan,
het bos behoort de vossen,
ga thuis maar verder flossen!’

Ik zag al in gedachten
wat mij hier stond te wachten
en overwoog ‘het is toch wat’
dus koos ik snel het hazenpad

Dat lag bezaaid met menig lijk
restanten van het dierenrijk
Een edelhert sprong mij voorbij
dit dier keek niet bepaald erg blij

Amper was ik de bossen uit
of ik hoorde schieten luid
Met op weerloos wild te jagen
vult men graag novemberdagen