De beide hier afgebeelde kunstwerken roepen onmiskenbaar reminiscenties op aan de periode van het post-neo-eclectricisme met zijn insiders-verwijzingen naar vroegere stromingen en stijlen, die later nog eens dunnetjes werd overgedaan in de tijd van Copy-Paste en generatie Nx.
De vraag, of het post-neo-eclectricisme een reactie van navelstaarders was, die de mythe aanhingen, dat kunst om en uit zichzelf uitsluitend behoort te verwijzen naar zichzelf, is nog altijd in kille achteraf-etablissementen met neon verlichting onderwerp van verhitte debatten, maar de geleerde kunstwereld heeft er al lang geleden op gewezen, dat de stroming eerder een protest was tegen de toen heersende trend om maatschappelijke relevantie tot hoogste doel van de kunst te verheffen met als bijkomend voordeel, dat ook de heffe des volks zou participeren in de hogere cultuur.
Wie de bedoelde reminiscenties niet meteen helder voor ogen staan, die zij verwezen naar het onvolprezen tv-programma Tussen Kitsch en Kotsch, waar menig werk, zoals hier- boven weergegeven, wekelijks wordt afgezeken als nep, uitgebraakt door kunst-trollen zonder diploma of talent.
Hoeveel meer allure dan de producten, die met nare regelmaat in dat programma aan het volk worden getoond, heeft daarentegen dit hyperrealistische werk, door kunstenaar P. Arody onlangs geëxposeerd, waarna het ook direct is geëxplodeerd, weshalve door de autoriteiten nog altijd wordt geëxploreerd, of dit deel was van de performance bij de vernissage of een aanslag door kunsthaters, die al eerder tentoonstellingen belaagden of op bezoekers spuwden, wat uiteraard een verwerpelijke wijze van DNA-verspreiding is, maar heden ten dage de ambtenaar belast met de opsporing van zulke nozems toch een welkom aanknopingspunt verschaft.
Kenmerkend voor de Zimbabwaans-Montenegrijnse alleskunner Arody zijn, zoals elke ingewijde sinds 1947 zal weten, de veelal goudkleurige snoer-vormen, die door zijn biograaf/hagiograaf toegeschreven worden aan nawee van de imperialistische tijd, toen missionarissen en andere wegbereiders van de koloniale overheersing met gulle hand glinsterende voorwerpen aan de jeugd en handelingsbekwame heersers gaven om ze er zo toe te bewegen in ruil hun kostbare bodemschatten, vee en oogsten cadeau te doen.
Hoe gelukkig mogen wij kunstliefhebbers ons dan ook prijzen, dat Arody aan de totemdans is ontsnapt en inmiddels internationaal faam heeft verworven met zijn even intiem-verstilde als onverholen kritische scheppingen. Want is het niet deze ongebruikelijke, welhaast paradoxale mix en combinatie, die zulke grote afzetmarkten open stoot? Zouden witte, blanke, westerse kunstmakers even slim zijn, dan was de marktwerking in hun vakgebied geen steen des aanstoots meer, maar een eitje.