Heden niks geen inspiratie
enkel des te meer frustratie
O, wat is het leven mooi
lammetjes, een koe, een ooi
Allen smullen van het hooi
ik alleen zit in een kooi
die ik zelve heb gesmeed
waar ligt nou mijn boetekleed?
Eufemisme-saus kan baten
om de stemming mild te praten
Platitudes, doezelpraat
dat het heus wel over gaat.
Flikker op, voor mij geen troost
want ik ben net op mijn boost.
Oei, de Wet van Hollywood
zegt dat ’t einde anders moet
Dus haal ik vlug voor de dag
’t masker met mijn vroomste lach;
en een knipoog naar de rietvoorns
tempert reeds het felst mijns toorns
Voor de kunstconsument van nu lijkt het dienstig om te wijzen op het wijdverbreide misverstand, dat kunst altijd de zinnen zou moeten verrukken.
Weliswaar geniet dat inderdaad vaak terecht de voorkeur boven het geklieder met drek, dat artistiekerige typetjes nog wel eens tentoonschijten, zoals herhaaldelijk blijkt bij presentaties van beoogd eindexamenwerk ter afsluiting van vier moeizame jaren aan een HBO-instituut, die in het geval van deze typetjes wellicht maar beter gevolgd kunnen worden door vier jaren van intensieve psychotherapie, al blijft coprofilie in principe tot de persoonlijke levenssfeer behoren natuurlijk.
Onverlet laat dit echter, dat kunst niet per se hoeft te verrukken. Beroeren is ook goed. En wie beroerd wordt door of van kunst, kan het best zijn polis en het overzicht der vergoedingen van de ziektekostenverzekering raadplegen, welke vaak een welkom vangnet vormen voor ongesteldheden van deze aard. Zich in dezen door schaamte laten weerhouden is een discutabele attitude.