Fee

wie mij nóg niet wil geloven
dat er meer is dan hierboven
wijs ik op mijn mooie tuin
vol met planten, niet met puin

wie daar eens aandachtig kijkt
zal beamen dat het lijkt
of er lichte wezens zweven
die de bron zijn van veel leven

hoor ze vliegen, zie ze zoemen
kijk maar daar, op al mijn bloemen
ben je stoer een padvinder?
zoek dan naar de katvlinder

hij verzwelgt de keldermotten
die het fruit te snel doen rotten
ook zijn er dan nog de spreeuwen
die vol hartstocht naar je schreeuwen:

‘let eens op die ijle vormen,
wat daar zweeft zijn heus geen wormen,
eerder vliegtuig en wat krekels,
ja, de tuin zit vol met rekels’

God, bewaar ons voor verlepping
want hoe schoon is toch Uw schepping
hoe vaak moet ik het herhalen:
hoor nou toch naar mijn verhalen

Socrates zou er op drinken
met zijn beste vrienden klinken
hij reikt jouw zijn gouden beker
als je zegt: ‘nu weet ik zeker’