Indiaan

Kijk daar die indiaan
geen vrouw die hem ziet staan
toch is ie oud genoeg
voor eender welke kroeg

Zijn blik is reuze scherp
nog denkt hij vaak ‘ik werp
me heden voor de trein,
laat dat mijn eind maar zijn’

Hij is een grote krijger
met felheid van een tijger
maar wat hem ’t felst doet hijgen
is wat hij niet kan krijgen

Hij ziet de tekenen der tijden
in schors, de bomen lijden
Dat brengt hem op een goed idee
Hij denkt: ‘Hier doe ik mee!’

Hij doet zijn best en kerft vrij hard
zijn naam en dan een sierlijk hart
vervolgens fraai een mooie krul
en dan tot slot een dichte nul

Zijn hart klopt vol verwachting
en na één overnachting
in ‘t  veld tussen de bomen
ziet hij al meisjes komen

Ze giechelen en smoezen
hij hoort het woordje kroezen
en denkt meteen aan het café
en ziet zich daar met een der twee

Fluks gaat hij ’n kijkje nemen
om tevens wat te flemen
Maar dit bevalt de dames niet
zodat zij schelden: ‘Malle Piet!’

Waarna zij spoorslags huiswaarts gaan
en onze held sneu laten staan
Doch net als die nu ruimt het veld
komt er een freule aangesneld

Stuk van ’t rennen moet ze kreunen
en tegen de boomstam leunen
Bedremmeld spurt hij op haar toe
zodat zij schrikkend roept: ‘Nou moe!’

‘Dat wil ik jou graag maken,
dus laat mij jou genaken,’
stottert onze held spontaan
en gelijk raakt hij haar aan

Schoon zij zich wil verzetten
door heel goed op te letten
wordt zij als slappe was
geïmponeerd door zijn karkas

Al snel is hij haar hartendief
zij op haar beurt dan ook zijn lief
In heel het vrijerswesten
zijn zij twee echt de besten

Beste lezers wil geloven
dat zulk vuur niet valt te doven
Door de prairie gaat de mare
van hun grote kinderschare