Vals

Het aantal vervalsingen, dat bij de moderne musea, verzamelaars en overheden wordt aangeboden, stijgt al jaren onrustbarend.

Conservator Schrinkl accepteerde ons
koene verzoek om u, lezer/toeschouwer
een korte rondleiding te geven langs
wat illustratieve werken.
Na scrupuleus onderzoek is duidelijk geworden, dat – mild uitgedrukt – de echtheid van deze kunstwerken discutabel verklaard dan wel ronduit weerlegd is.

 

 

‘Het eerste misbaksel, dat ik u wil tonen, is deze vermoedelijke voorstudie voor een falsificatie van het toetje van Mona Lisa.

Geraffineerd gepenseeld op historisch doek, op kundige wijze voorzien van craquelures in de eerste onderschildering boven de monochrome onderlaag en dus allesbehalve amateuristisch, zodat menig argeloos kunstminnaar gefopt had kunnen worden. Gelukkig voor hem/haar en het grote publiek boog ons expertiseteam zich met scalpel en houweel over dit getruqueerde doek, waardoor al snel glashelder werd, dat een geautoriseerde echtheidsverklaring ontbrak.’

 

‘Dat de neppers nergens voor terugdeinzen en in hun arrogantie zelfs hun eigen betonnen geweten durven laten reproduceren door slecht betaalde, handvaardige kunstenaars in obscure ateliers in derdewereldlanden, daarvan getuigt dit beeld van ordinair beton. Nadat een geldezel de loeizware buste op een boerenkar had aangevoerd bij museum Y te N, werd die meer dan welwillend  bekeken door de directie en de boekhouder. Toen de koop op het punt stond beklonken te worden, gooide een student van de plaatselijke kunstacademie roet in de soep, door de heren op een anomalie te wijzen in het zeil, waarin het beeld gewikkeld was geweest. De twijfel, die zo gezaaid werd, leidde tot het inschakelen van een echte kenner, waarna de aanbieder helaas via een wc-raampje wist te ontkomen, voordat de politie dagen later arriveerde.’

‘Miraculeus mag ook dit voorval heten. Liefst twee kunstwerken werden in dezelfde gure en druilerige week na Kerstmis aangeboden bij een hier niet met name te noemen galerie Het L te Z.

Pas toen de schoonmaakster van deze galerie tegenover de portier haar verbazing uitsprak, volgde nader onderzoek. Dit bracht uiteraard aan het voordien niet ontstoken licht, dat er hemelsbrede overeenkomsten waren in materialen, textuur en de voorstelling zelf, zij het dat een andere schildertechniek dit moest verbloemen. Naar verluidt is er voor beide schertsvertoningen grif grof geld betaald, maar aangifte noch inschakeling van een gerechtsdeurwaarder hebben tot op heden geleid tot aanhoudingen of terugbetaling.’

Aanvankelijk eveneens voor echt aangezien is dit niet ingelijste doek (ca. 40 bij 40 cm), dat aangeboden was bij de Städtische Kulturkammer in Berchtesgaden, waar het lang in een opslagruimte stond, alvorens forensisch kunstonderzoekers de tijd hadden om er naar om te zien. Het bleek nog een hele klus om de valsheid van dit werk ondubbelzinnig aan te tonen. Pas nadat de hulp van sterrenwichelaars en een astronoom was ingeroepen, werd evident, dat de afgebeelde sterrenhemel nog niet in deze vorm bekend geweest kon zijn ten tijde van de gepretendeerde tijd van ontstaan van het doek (maart 1399). Bovendien onthulde atomaire-absorptiespectrometrie, dat de vervalstijd van twee periodieke elementen (Seaborgium en Strontium) in de pigmenten zo lang duurt, dat het werk in de eerste lichtjaren na de oerknal geschilderd had moeten zijn, wat vrij onwaarschijnlijk is.’

Wat leert ons deze korte gang langs het topje van de ijsberg der vervalsingen?

De conclusie mag en moet luiden: schone schijn kan bedriegen, maar tijdige ontmaskering leert de boeren het kunst mesten wel af.’