Denkend aan de dood
in huize Avondrood,
het menselijk geploeter
en ook de vraag: ‘wat woedt er?’
Een limousine bergt de kist
van weer iemand, bot weggegrist
Het knekelveld raakt overvol
tot vreugde slechts van worm en mol
De nabestaanden treuren
maar horen: ‘nou niet zeuren,
reeds bij de aanvang was bekend,
wat ooit begon heeft ook een end.’
’t Is voer voor psychologen.
Zij houden ons voor ogen:
‘Laat angst nimmer uw drijfveer zijn
want dat voelt helemaal niet fijn.’
Klam heb ik in doorwaakte nacht
bij vlagen koortsig dit doordacht:
wat rest er aan fiducie?
hooguit de slotconclusie.