Kunstcollectie 3

Nagelbijten is een onhebbelijkheid, waaraan ik me normaliter nooit overgeef, want je wilt natuurlijk niet als een zwakke zenuwlijder overkomen, als je oog in oog staat met een stroper en zijn doorgeladen jachtgeweer.
Maar toen ik twee weken na het plaatsen van de advertentie met de bloedworst als aansporing nog geen enkele reactie had, begon ik mezelf te vervloeken om mijn actie. Eigenlijk meer nog om mijn naïeve hoop dat er iemand zou reageren. Waren alle lezers misschien vegetariërs? De hoop zonk me stilletjes in de legerkistjes en ik moest vechten tegen de opkomende neiging om toch mijn nagels kort
te kluiven.

Frisse lucht zou me op frisse gedachten brengen, redeneerde ik
en ik trok mijn duffelse jas aan.

Net toen ik mijn kantoor afsloot,
rinkelde binnen de telefoon.
Ik liet de sleutel vallen, maar was gelukkig
nog net op tijd om de hoorn van de haak te grissen.

Een beller hakkelde met verdraaide stem, of de worst
er nog was.
Ik stelde hem gerust: ‘De worst is er nog, mits u bruikbare informatie voor me heeft.’
Een lange pauze.

‘Legt u de bloedworst vrijdagmiddag om 17 uur 15 in het park, vastgeklemd in de V van de vertakking van die ene hoge dennenboom direct achter de vijver, zodat er geen hond mee aan de haal kan gaan. Dan haal ik die op en leg ik er een briefje met details over de kunstroof voor in de plaats.’

Ik overwoog mijn opties. Als ik zei dat ik hem vis-à-vis wilde spreken hing hij waarschijnlijk op en was ik mijn strohalm kwijt. Wat had ik te verliezen? Was hij een oplichter, dan had ik pech. Trouwens, ik kon de plek in de gaten houden en de man onopvallend volgen, als hij de worst haalde.
Dus ik ging akkoord.

Maar met mijn idee had hij al rekening gehouden.
‘Geen geintjes, zoals mij volgen,’ eiste hij.
‘Beloofd, als u mij een soort zekerheid kunt geven,’ reageerde ik.
‘Ik zal u vooraf info sturen. Dan weet u, dat het serieus is.’

De volgende ochtend lag er in mijn postvak een envelop met een memo.
Gretig las ik de boodschap. ‘Op de dag van de roof stond een rode wagen
met stationair draaiende dieselmotor bij het museum.’
Ik was overtuigd en klemde de bloedworst in het park hoog in de vertakking
van de afgesproken boom bij de vijver.

Om zes uur ging ik kijken.
De worst was weg.
Uiteraard had ik me keurig
aan mijn belofte gehouden,
dat ik de man niet zou volgen.
Mijn broer Albrecht echter vond
het een grote eer om voor mij
te spioneren.
Hij kwam glunderend naar me toe
met het belangrijkste resultaat van
zijn speurwerk: het adres van de tipgever.

 

Aan de hand van het adres kunnen mijn collega’s binnen een uur achterhalen,
dat onze liefhebber van botulus sanguinis als moeilijk bemiddelbare met behoud
van uitkering via een integratietraject op proef als klusjesman te werk is gesteld
bij het stedelijk museum.
Bingo!
Nog even een bekentenis en de zaak kan eindelijk naar de officier van justitie.


(Wordt vervolgd)