Op klaarlichte dag!
En dan ook nog die economisch onmisbare toeristentrekker:
het schaamdoek van Jatart uit 1869.
De botte roof levert stof voor menig romantisch gesprek
bij kaarslicht en een mooi glas wijn.
Maar ook radio, tv en de schrijnende pers laten zich niet onbetuigd.
De roep om hogere straffen en meer blauw op straat en weg walmt
dan ook van scherm en schriftuur.
‘Levenslang opsluiten moesten ze dat duivelse dadertuig,’ klinkt alom.
Opsluiten ja, maar wie zijn de boosdoeners?
Omdat er een doek is gestolen, kijkt een lepe speurder meteen in
de waslijst van verdachten, die op basis van hun verleden, adres of
achternaam op die lijst zijn beland.
Hoewel in de buurt van de plaats delict aangehouden, valt Lies Lep al snel af.
Haar trendy handtas is te klein om het schilderij van twee bij drie meter te
(ver)bergen, tenzij in verfrommelde staat, maar daarvan is niet gebleken.
Tinus Terpstra beweert, dat hij ten tijde van het misdrijf op jacht was.
Hetgeen bevestigd wordt door zijn gejaagde spaarvarken.
Dood spoor dus.
En maffiabaas Duce was op de thee bij Fezboy,
dus die twee hebben helaas ook een alibi.
Hoe moet dit aflopen?
Met de spreekwoordelijke sisser wellicht, overeenkomstig
de uitspraak van informante Inge Weijde:
‘roofkunst en doofkunst gaan gewoonlijk hand in hand.’