Hi

‘Ik loop door het bos met een nimf.’

Kijk, dat is nu de tweede natuur van taal: ambiguïteit of dubbelzinnigheid. Want: loop ik door een bos, waar een nimf huist? Of wandelt een nimf aan mijn zij, terwijl we het bos doorkruisen? Of is het bos er de oorzaak van, dat ik met een nimf loop?
‘Ja, nee, weetjewel, de betekenis blijkt wel uit de context,’ reutelt een deskundoloog die voor docent Nederlands speelt aan een niet nader te noemen middelbare school te H. Ammie Hoela zal zijn naam wel wezen.
Nou, ik heb me dus bekeerd tot het hilarisme. Ikzelf ja.
Want net zoals de Chinese keizer op enig moment zijn orakelpriesters de lange lindenlaan uitstuurde en zichzelf kroonde tot opperhoofd van het orakel terwijl hij zich en passant tot Heer van de Kalenderrekening benoemde, zo heb ik geen priester nodig om mij te wijden tot adept van het hilarisme.
Elke krantenkenner weet, dat deze streving nauw verwant is aan het holarisme, maar het bezwaar, dat ik koester jegens deze laatste dwaalweg, is de voortdurende neiging ervan om op alles met rem en stopwoorden te reageren. Dat blokkeert alle vooruitgang en zo komen we niet verder. Alsof het openbaar vervoer plat ligt. Het helarisme heeft ook wel trekjes, die belemmerend werken, maar is toch milder in de oordeelsvorming en genuanceerder in het verwerpen, als ik eens een gooi mag doen in de duiding ervan.

Voorts is populair het huilarisme. Dat is om te janken en dus iets voor krokodillen.
Het heularisme jaagt elk rechtgeaard vaderlander uiteraard de rillingen over de blote onderrug en we zouden onderhand toch afgerekend moeten hebben met de aanhangers van dit ondermijnend ras. Hoe desastreus ondermijnen is blijkt recent in Groningen, hoewel Kees Stip er in een vers al jaren geleden op wees, dat de Martinitoren nog eens in een diepe kuil bewonderd zou kunnen worden: alleen nog van bovenaf wel te verstaan. Verbaas u niet, als Grunningers het bouwwerk dan Martinitoorn zullen noemen.

Maar laten we niet afdwalen naar de vreemde streken van de multinationals. Bijzonder nauw verwant aan het heularisme is uiteraard het hielarisme, dat het likken van hakken en andere lichaamsdelen tot hoogste norm heeft verheven, waar een weldenkend mens van een dieptepunt zou spreken, dus over deze lieden verder geen woord. Tot slot nog een vrolijker blik op het hularisme of hoelarisme. Wie voelt zijn opgehitste bloed niet door de dichtaders klotsen bij het aanschouwen van de prachtig gevormde danseressen, getooid met bloemenkransen, een eeuwige glimlach en stevige dijen? Misschien dat een volgeling van het halalisme of een streng bijbelbelter, die álle geneugten tot zonde bestempelt, hoogstens onopvallend dat klotsen zal voelen, maar het volstrekt zal moeten afwijzen.

Het hilarisme dus. Kan men dat serieus nemen? Nee, natuurlijk niet. Juist daarom wijst het zo dicht in de buurt van waarheid en dat soort eh dinges. Groot is het besef onder hilaristen, dat er slechts oneindig nabije benadering mogelijk is, maar dat taal en rede altijd schromelijk tekort zullen schieten, zodat enkel homerische hilariteit…  tada dada… doet wandelen met nimfen.

Ter illustratie van de levenshouding van de hilarist mag het volgende dienen. Tijdens de algemene vergadering van niet-leden werd de suggestie opgeworpen om als motto voor het hilarisme te kiezen: ‘wij lachen om alles.’ De bedroevende opkomst (én dus afgang!) van betalende leden leidde tot een unaniem verontwaardigd besluit om deze platte humor te verwerpen met de motivatie, dat deze pay-off teveel leek op de slogans, die duur betaalde reclamejongens verkopen aan politieke partijbonzen, zowel kop- als klapstukken, waarna kiezers zich onbegrepen afwenden van zulke lariekoek en zelf beginnen na te denken, wat al lang een zeldzaamheid is, nu talkshows de plaats van predikers hebben overgenomen en velen hun flikkerende wereldbeeld ontlenen aan een kathodestraalbuis.