Ray

Wie herinnert zich hem nog? Ray Otkopf, grondlegger van de kleddertechniek, die zo menig collega de wenkbrauwen tot pijn toe deed fronsen en recensenten tot verhitte discussies in de vakpers verleidde. Idolate verering en smadelijke schimpscheuten vielen hem in gelijke mate ten deel in zijn ach, te vroeg beëindigde leven.
Ontsnapt aan de drukke stad met achterlating van vrouw en zes kinderen benevens schulden zo hoog als de toren van Pizza sleepte hij zijn laatste dagen door tussen de nijvere boerenbevolking. Zijn bewondering voor deze slechts in schijn eenvoudige landbewerkers legde hij als eerbetoon vast in de ode aan de gewassen des velds en in het laatste werk, dat duidelijk zijn signatuur draagt (rechtsonder).
Befaamd werd hij in deze contreien overigens door zijn avondlijke bezoeken aan de taveerne tegenover de romaanse kerk. Addertongen verkondigden nog lang na zijn verscheiden, dat de kasteleinsdochter, die het gegluur naar haar rokken zat was, het samoeraizwaard vanuit het raam van haar slaapkamer aan de wanhopige kunstenaar overhandigd of toegeworpen zou hebben.
Hoe deerniswekkend wist de rivier van de Vergetelheid soms stralende jonge beloften voorgoed uit!
En dan te zien, hoe Ray al op heel jonge leeftijd een tekening krabbelde, waarin de essentie van
al zijn latere werk doorklinkt, alsof hij zijn lot voorvoelde en de drang om er uiting aan te geven niet kon weerstaan. Wat in de vorm van een kettingsluitrede dan weer zijn keuze voor beroep en onvermijdelijk daaraan gekoppelde armoe verklaart. Maar bazuinden de kruisvaarders niet al rond, dat de wijn komt, waar het bloed niet gaat?