Wat maakt andermans dagboek als leesvoer zo buitengewoon aantrekkelijk? Is het de belofte van of hoop op een heimelijke inkijk in de meest verborgen gedachten en intiemste gevoelens van de auteur? Gewoonlijk zijn zulke ontboezemingen inderdaad te vinden in dagboeken, dé uitlaatklep voor emoties, die men sociaal meestal maar moeilijk kan uiten, alle aanprijzingen van assertiviteit ten spijt. Dat taboe is meteen ook een reden om zowel de emoties als de dagboeken voorzien van slotjes diep weg te stoppen.
Edoch zijn er heel wat dagboeken van schrijvers en schrijfsters gepubliceerd. In Nederland geldt dit voor bijvoorbeeld Anne Frank, Frederik van Eeden, Pieter van der Meer de Walcheren, Bert Voeten, Etty Hillesum, David Koker, Hans Warren, Frida Vogels en in de Duitse taal voor Frans Kafka, Adolf Hitler en heel veel anderen. De Duitse site van Wikipedia blinkt ook bij dit onderwerp weer eens uit door systematiek en volledigheid.
De Engelse Wikipedia geeft nog een mooie opsomming van soorten ‘diaries’ en ook een massa interessante doorverwijzingen.
Afgaand op titels bestaan er dagboeken van een:
- callgirl (tv-serie)
- gek
- herdershond (tv-serie)
- kamermeisje (film)
- muts
- nymfomane
- plattelandspastoor
- schandaal
- schrijver
- vampier
- verkrachter
- verleider
- vermist persoon
- onbenul
- oude dwaas
en nog talloze andere in zo ongeveer elke geschreven taal.
Mijn eerste kennismaking met het verschijnsel diarium stamt uit het weekblad Donald Duck in de jaren 50, waar Katrien Duck er haar hartsgeheimen aan toevertrouwt, niet zelden ten detrimente van haarzelf.
Maar hier wil ik iets vertellen over mijn eigen dagboeken in schetsvorm, die ik begin jaren 70 van de vorige eeuw maakte en toen betitelde als schertsboeken. Terwijl ze bij helder inzien qua inhoud toch meer hebben van Voer voor psychologen, maar die titel is al gekaapt door Mulisch, dus mis ik elke strohalm of oude lucht van een stenen bruidsbed om me aan vast te klampen, zodat ik reddeloos verloren dreig te gaan in een zee van tijd vol aangekoekt plastic afval.
Als voorbeeld hier pagina 1 uit schertsboek 3, ca. 1975.
Voor een psychotherapeutische of psychotisch aanvaardbare duiding van deze schertsboekpagina kunnen we te rade gaan bij Sigmund, de creatie van Peter de Wit. Hij verklaart in de bundel Eenentwintigste sessie, in strip 110203 op pagina 31, dat hij niet op Facebook, Hyves of Twitter te vinden is, omdat hij ‘meer van de asociale media is’ met als clou, dat hij op plaatje 3 in zijn dagboek zit te schrijven. Waarmee bewezen is, dat we met een dag-boek-deskundige te maken hebben, die trouwens het ach-en-wee-boek evenmin schuwt. Zolang het maar geld oplevert. Bovendien lijkt hij met een computer vol porno in plaats van patiëntgegevens de ideale duider van hetgeen afspat van mijn schertspagina (Bron: DSM, De Sigmund Methode, Uitgeverij De Harmonie, 4e druk, 2013, pag. 142). Eén citaat hieruit volstaat om Sigmunds inzicht in seksverslaving te demonstreren. Op pagina 103 merkt de eenogige kale dwerg op, dat seksverslaafden een zware wissel op zichzelf trekken. Ze verwaarlozen gezin en werk, belanden in een isolement en worden voortdurend gekweld door schaamte. Deze stakkers verwijst Sigmund steevast door naar kerkelijke organisaties, die immers bulken van de expertise op dit terrein.
In elk geval ontdekken we op de schertsboekpagina ook zonder hulp na enig turven acht expliciet obscene figuren. Daarnaast is er symboliek te over. Linksboven legt een kip geen ei, maar een stuk zeep: voortplanting als gevolg van seks wordt ‘schoongepraat’, verdrongen dus. Voorbeelden uit Zur Psychopathologie des Alltagsleben van Sigmund Freud (Fischer Bücherei, november 1954, oorspronkelijk verschenen in 1904) tonen, dat dit geen onzinnige duiding is, maar wijst op opwellingen vanuit een gefrustreerd libido en dito onbewuste.
Men dient echter nooit uitspraken te baseren op één losstaande waarneming, zoals Thomas Ring waarschuwt. ‘Keine Einzelaussage ohne Blick auf das Ganze,’ schrijft hij.
Bevestigingen biedt de hier geanalyseerde pagina te over, dus in die zin houden we ons aan de vertrouwde wetenschappelijke methoden.
Rechts van het zeep-ei staat een blote vrouw, die kennelijk haar achterwerk afschermt tegen begerige blikken (voyeurisme) van vier à vijf mannen rechts van haar. Een van deze figuren maakt een ‘ga opzij’-gebaar, symbool van grote begeerte. De haan in het kader staat eveneens voor paardrift, waarbij het kader lijkt aan te duiden, dat deze drang ingeperkt wordt of is. Daarnaast verschalkt een vos een vogeltje, chick in hippiejargon. Vögeln is Duits voor neuken, zo valt te lezen in Ernest Borneman, Sex im Volksmund, Abschnitt 26.25; Rowohlt Taschenbuch Verlag, 1971. Borneman geeft voor coïteren nog ruim 400 andere werkwoorden en ca. 600 uitdrukkingen.
Schuin boven de slimme vos bestudeert een kale professor de anus van een engelachtige vrouw. Checkt hij, of ze aambeien heeft? Of mijmert hij over pedicatio? In de hoek rechtsboven lijken figuren hierover hun verontwaardiging te uiten in woord en blik. Pal onder deze moralisten zien we een vrouw met de gieter (symbool van vruchtbaarheid schenken, maar ook hint naar ejaculeren). De man met de hoed beeldt een agent uit, die als vertegenwoordiger van de wet die afkeuring bevestigt.
Links halverwege het blad schrikt een man, als hij ontdekt dat hij niet zijn penis masseert, maar een slang, paradijselijk symbool van het Kwaad. Masturberen werd in de katholieke Kerk lang als een zonde betiteld. Jongens èn meisjes, die zich eraan bezondigden konden ruggenmergstering en straffen in de hel verwachten.
De kakkende figuur naast degeen die onaneert poept een slang uit zonder daar erg in te hebben. Misschien is hier sprake van een verwijzing naar anale seks of coprolagnie?
Onder een boom (des Levens?) wijst een vrouw, terwijl de man urineert (een hint naar plasseks of urolagnie?). Rechts daarvan dolfijnen (woordspeling dol en fijn) rond druppels, die we ook linksonder in kleur zien en die zonder enige twijfel sperma uitbeelden. De eikel onder de dolfijnen bevestigt dit idee.
Helemaal rechts midden komt de haan nog eens aanlopen. Nu vraagt ie retorisch, wat zijn rol is in dit beeldverhaal. Ofwel: wat moet ik met mijn driften?
Rechtsonder ligt een vrouw met één been opgetrokken, kennelijk in extase (de stralenkrans bij het hoofd) door een orgasme. Ze trapt met het gebogen been de wereld van zich af, verwerpt mores en verboden. Of steunt ze juist de aarde, door de menselijke soort in stand te houden via het baren van nakomelingen? Rechts van haar een hoofd, waarvan neus en kin een scrotum lijken.
Pal onder haar gestrekte been een auto (=snelle beweging), een penis met gespannen ballen en daar weer onder het gezicht van degene die hierover droomt. Ter versterking of onbewuste associatie ten slotte een tank met de loop fier overeind, klaar om te schieten, als teken van macht en potentie.
Het geheel kort samengevat: één monomane expositie van wellust en bezetenheid van de lust naar seks.
Drie voorbeelden uit hetzelfde schertsboek laten zien, dat de thematiek van masturbatie, bloot en bloot plus haan als libido voor de maker een permanent karakter had.