Heiland Jezus, de profeten
– ongeacht wat of ze weten –
moeten net als ieder eten
Zie, waar zij hun maag mee vullen
en hoor, wat ze zeggen zullen:
‘hecht vooral niet aan uw spullen!’
‘Geef ze aan die ons trouw volgen
anders worden ze verzwolgen
en raakt iedereen verbolgen.’
‘Denk niet: alles op deez’ aard
is me toch teveel nog waard,
net als kleren en mijn baard.’
‘In een wereld zoveel beter,
licht als lucht en ijl als ether,
heb je aan bezit geen meter.’
‘Doe het weg nu dat nog kan,
dan blijft ú niet in de ban
en genieten wij ervan.’
‘Elke daad aldus verricht
wordt naar boven snel bericht
als een feit van groot gewicht.’
‘Aan het einde van de tijden
zal het u zeker verblijden
dat gij dan de hel kunt mijden.’
‘Maar wie aan zonden blijft verknocht,
zijn ziel aan satan heeft verkocht,
kan starten met zijn helletocht.’
Petrus, als het popie maatje
denkt: ‘ik sla hieruit een slaatje’
en hij tovert snel een praatje:
‘Wanneer gij dit neemt van ons aan,
dan kunt u nu in vrede gaan,
maar laat vooral uw tassen staan.’
Judas houdt de kas goed bij
elke gift maakt hem heel blij
Dus schaart hij zich aan Petrus’ zij
Zou de meute nu vertrekken
zou men van honger verrekken
èn dit naar de kranten lekken
Tegen d’ergste hongersnood
tovert Jezus dus wat brood
Van ’t publiek gaat niemand dood
De buit des middags blijkt immens
Echt precies naar Judas’ wens
Petrus intussen schranst zich lens