Over de piano valt veel te zeggen, zodat ik maar liever mijn klep sluit.
Precies zoals mijnheer V., de hospes van onze kamer in studentenstad N. Die kamer was net op tijd gevonden door mijn vriend Henri en zijn vader, zodat wij beiden aan de universiteit konden gaan werken aan een toekomst vol perspectief.
Om iets te bereiken in de wereld van de intelligentsia dient er hard gestudeerd te worden. Een poging mijnerzijds werd echter danig gedwarsboomd door de heer V. met zijn nieuwe hobby: de piano, gekocht met de opbrengst van ónze huurpenningen.
Het instrument werd beneden in de woonkamer danig gemaltraiteerd, terwijl ik boven trachtte mij de beginselen van de statistiek eigen te maken. Waarschijnlijk om met kerst indruk op familie en vrienden te maken, probeerde mijnheer V. ruim twee uur lang om Für Elise van Beethoven te leren. Na zijn honderd of meer afgebroken pogingen om de eerste zes noten correct te spelen ontplofte ik zo ongeveer. Een goed voorbeeld zou wonderen doen. Dus zette ik een elpee op, waarop het nummer met de grootste virtuositeit werd gespeeld en draaide ik de volumeknop naar max.
Binnen drie seconden sloot de heer V. de klep van zijn piano op zodanig bruuske wijze, dat voor het instrument het ergste gevreesd moest worden.
Kort daarna beëindigde hij trouwens ook abrupt de huurovereenkomst. Best wel min.
Omstreeks 1976, tijdens mijn opleiding aan de kunstacademie AKI te Enschede, voerde ik een project uit, waarbij ik de eerste Invention van Johann Sebastian Bach gebruikte, uitgevoerd door de beroemde Gustav Leonhardt op klavecimbel, de voorloper van de piano. In die tijd maakte ik series zeefdrukken, waarbij ik in zes drukgangen tot 64 prenten met hetzelfde patroon doch uiteenlopende kleurcombinaties kon produceren. Het idee ontleende ik aan de systematiek van het Chinese Boek der Veranderingen, de I Tjing.
Series van 64 prenten vergen veel expositieruimte. Dus bedacht ik, dat het handig zou zijn, als de toeschouwer stil kon blijven staan, terwijl de prenten voorbij kwamen. Een diavoorstelling? Had gekund. Maar ik koos film als medium. Mijn idee: ik neem een stuk van Bach, noteer de totale duur van dit stuk, tel de noten en dan kan ik de tijdsduur van elke afzonderlijke toon in de compositie omzetten naar het aantal beelden in film, dat dezelfde afbeelding te zien moet zijn. Want een seconde film is vijfentwintig beelden. Elke noot in het stuk, de toonhoogte dus, moest overeenkomen met een kleurstelling uit één serie zeefdrukken zijn. Het effect, dat ik wilde onderzoeken, was de ervaring van synchroniciteit. Normaal is er in een film muziek, die wij niet meer zo bewust opmerken, maar die handelingen en sferen dramatisch ondersteunt. Dat boeide me niet. Bij mij moesten beeld en geluid totaal samenvallen.
Met dit plan stapte ik naar mijn docent Geert Voskamp, zelf een bekwaam toetsenist. Wat meteen de redding van mijn plan betekende, want mijn gebrek aan kennis van de muziekpraktijk werd al in de eerste zin van Geert afgestraft: ‘In theorie heb je gelijk, maar in de praktijk speelt de solist niet alle noten mechanisch gelijk. In het begin zijn zijn vingers nog wat koud en pas gaandeweg komt hij goed op gang. Luister maar.’ Hij zette de muziek op en ja, nu hoorde ik het ook. Maar Geert Voskamp wist een oplossing. ‘Ik zal het stuk afspelen en dan op een ampex-band aantekenen, wanneer de volgende noot begint. Op de rand van zo’n band zitten gaatjes, waarmee je dan precies het aantal beelden kan aftellen, dat de toon duurt.’ Ik was heel enthousiast. Als ik die band had, kon ik met enkelbeeld-opnamen heel nauwkeurig de duur van elke toon in filmbeelden omzetten. Hetgeen na weken noeste en vooral secure arbeid ook lukte.
De filmzaal van de AKI was bij de première tot de laatste plek bezet. Er gebeurde niks opzienbarends. Tot Leonhardt op een gegeven moment kort inhield, als het ware een pauze inlaste. Toen veerde de hele zaal op. Iedereen ervoer, dat wat getoond werd precies overeenkwam met wat te horen was. Het was een magnifieke belevenis.
De ampex-band heb ik nog altijd.
De film trof echter een wreed lot. Die raakte zoek en is nooit teruggevonden, hoe verwoed de aardige bibliothecaresse het hele AKI-archief ook talloze keren heeft doorzocht.