Wat ik nog vertellen wilde
was hoe iemand ons ooit tilde.
O wij blinden, o wij doven
heel de zaak wilde hij roven.
En naïef als wij nog waren
zaten wij dus met de blaren.
Samenwerken was ons doel
maar híj jatte sluw en koel.
Wij lieten ons fiks bedotten
als een kleuterkoor van zotten.
Nou het eind was voor de rechter
en mijn god, het kon niet slechter.
Wat die boef zelf had misdaan
kwam bij ons als schuld te staan.
Ach, het vonnis laat zich raden:
wíj zaten met alle schade.
Valt hier nog iets uit te leren?
Let op mooipraat, pauwenveren,
houd het toom in eigen handen
anders wacht je scha en schande.
Maar genoeg over narigheid uit het verleden. Laten we de blik hoopvol op een betere toekomst richten, zoals ook Friedrich Schiller deed in zijn ode An die Freude, waarna Beethoven in de finale* van zijn Negende delen van het gedicht vast verankerde in het collectieve culturele bewustzijn van de hele wereld. (* Bij de link begint de muziek pas na ca. 30 seconden).
Prettiger herinneringen dan die welke in het gedicht boven zijn verwoord, bewaar ik aan mijn tijd op de AKI in Enschede. Vooral toen ik mijn eerste ingewikkelde zeefdruk maakte, na voltooiing getiteld ‘het Griekse denken’.
Wat de betekenis is, laat ik graag ter contemplatie aan de kijker.
Ik voeg onder de prent ook de schetsen toe, die leidden tot deze creatie, want zelf beleef ik er altijd veel plezier aan als ik naast een kunstwerk ook de bijbehorende ruwe tekeningen ken.
Achteraf denk ik, dat ik toen net een oranje tekenmal met ronde uitsparingen had gekocht en dat ik die zat uit te proberen. Wat de vijzel met het geheel te maken heeft? De mutsen lijken een soort bolle omkeringen van de holle vorm.