‘Uw zwempak kwijt? Voor gevonden voorwerpen moet u…’
…
‘O, gestolen. Van lijn of lijf?’
…
‘Ah, op het strand. Toen u zich aan het omkleden was.’
…
‘Ja, dat is vreemd, dat uw handtas en transistorradio er nog gewoon stonden.’
…
‘Enig idee, wie de dader zou kunnen zijn?’
…
‘U zag hem wegrennen. Dat is mooi. Kunt u…?’
…
‘U rende hem meteen na. Kunt u ook…?
…
‘Ja, begrijp ik. U had alleen uw handdoek om en die gleed af en…’
…
‘En wie is die getuige?’
…
‘Dus die knul beschreef een naakte vetzak met een rood masker voor.
Bent u inmiddels gekleed?’
…
‘Dan stuur ik meteen agent Winters met een speurhond. Waar bent u nu?’
…
‘Strandtent Quera bij paal zeventien. Genoteerd.
Blijft u daar tot Winters en de hond er zijn.
Dag mevrouw.’