Toenk nog filosoof wou worden
lachte ’t leven me niet toe
“Wat ik dan verkeerds doe?”
kalkte ik op borden
“Tzit ’m in het hoe,”
glimlachte het leven:
“Jouw tijd duurt maar even,
Zijn is veel gedoe.”
Van Zoutkluit tot aan Vorden
nam ik vele horden
en het is gebleken:
leven kent gebreken
De prent boven is gebaseerd op een foto, die is genomen, toen ik medio juli gehuld in mijn onafscheidelijke spijkerpak aan de rand van de vijver, die vroeger een moeras was (lees Job Jolich!), vastbesloten mijmerde over het elimineren van alle denkfouten. Daar kwam ik tot de conclusie, dat enkel solipsisme aanspraak mag maken op waarheidgelijkend- heid. Ik verwoordde dit toen als: ‘Alles is Ik-manifestatie.’ Later, toen mijn onbezonnen bespiegelingen in rustiger moeraswateren gekomen waren en mijn levensschuitje nog slechts met onophoudelijk pompen drijvend te houden was, doorzag ik het deprimerende gevolg, dat alle communicatie dan niet meer is dan een hol heen en weer kaatsen van de eigen gedachten. Zelfs Corquet onthield zich van een weerwoord. Toen en ook later, altijd.
Vanuit een andere hoek genomen en ik in wat minder spijkerpak. Aan de hand van deze foto kunt u controleren, dat er ooit sprake was van een weelderige haardos.
De locatie en globale tijd van de prent boven laat zich overigens afleiden uit de lichtval. Enerzijds valt het zonlicht op het haar, dat toen nog mijn schedel beschutte, anderzijds lijkt er op rembrandteske wijze licht van onder af op de kin te schijnen, maar dit is weerspiegeld zonlicht. Dat ik in mijn visie nog geheel gevangen was in ratio straalt werkelijk zo van het gezicht af, dat er verder geen uitleg nodig is. De rede is leuk speeltuig, maar heeft beperkingen, zo weet elke wijze.