Ik grijp mijn lier
een haastig dier
want ik wil voor je zingen
De golven van mijn hartstocht
een oceaan vol vocht –
of moet ik je soms dwingen?
Ik zal je dichten
van de weg, het gaan
en mijn ontaard bestaan
Jouw nacht zal ik verlichten
de maan voltrekt zijn baan
zo krom als een banaan
Richt de telescopen!
Laat ons dapper hopen
Gun mij vrij te struinen
leid mij om jouw tuinen
Zit er leven in mijn jas
en nog in dit oud karkas?
Na het eten en het zwijgen
zal ik jou misschien tóch krijgen
‘Wil je mij tot minnen dwingen
door een heel slecht lied te zingen?
Dan zal ik je mores leren!
Doe jij het maar mooi met heren.’