Sommige lezers vroegen zich af, wat de rol en betekenis is van de ‘inserts’ met flarden uit het leven van een monnik. Hier alvast een tekening van die monnik in zijn jonge jaren, gemaakt toen ik op een avond begin jaren 80 lekker met penseel aan het tekenen was. Wat hierbij in me opkwam: Diep verzonken in meditatie dwaalden zijn gedachten onwillekeurig af naar vroeger, naar thuis, naar het schamele hutje, waar zijn ouders en broer nog woonden. Zijn ouders hadden hem al jong naar het klooster gebracht, omdat het armoedige boerenbedrijf te weinig opbracht om vier mensen te voeden, maar ook omdat het voor hun karma nuttig leek om iemand te hebben, die hun voorspraak zou zijn bij de Allerhoogste.
De monnik liet de gedachten oplossen als flarden mist in de ochtendzon. Hij voelde een warme gloed in zijn voorhoofd, loodrecht boven zijn neus en iets hoger dan de wenkbrauwen. De gloed werd een soort trekkracht. Hij ervoer, dat er een koord uit het punt kwam en dat zijn bewustzijn langs dat koord ging, ver naar buiten. Vanaf een afstand zag hij ‘zichzelf’ zitten, een lichaam op het kussen, in de lotushouding. Plotseling kwam er vrees op. Ben ik dood? Kan ik nog ooit terug? Even verdwenen wereld en bewustzijn, toen was hij terug in zijn lichaam en alles leek normaal, alsof er niets was voorgevallen.
De tweede keer, dat hem zoiets totaal onverwacht overkwam, was jaren later. Hij was met zijn bedelnap op weg naar het dorp, waar de andere monniken vaak les gaven aan gelovigen. Wat deze belangstellenden hen uit vrije wil betaalden, was voor de abt een welkome bron van inkomsten om het klooster in stand te kunnen houden.
Onze monnik was net bij de laatste bocht in de zandweg, toen hij plotseling zichzelf enkele meters voor zich zag lopen. Hij nam zich voor om niet uit angst snel terug te vallen in het lichaam, maar enkel aandachtig waar te nemen, hoe het verder zou gaan. De uittreding hield aan, ook toen hij in het dorp kwam en mensen hem een aalmoes of voedsel gaven. Er gebeurde nog iets opmerkelijks. Van veel gulle gevers wist hij onmiddellijk, wat er in hen omging: waar ze verdriet over hadden, waar ze naar verlangden of wat ze vreesden. Anderen hadden kennelijk een pantser om hun innerlijk, want bij hen kwamen geen beelden of indrukken in hem op. Hij nam alles, zoals het zich aandiende, boog dankend bij elke gift en ging na een poos terug naar het klooster.
Ongemerkt was de verdubbeling verdwenen en leken bewustzijn en lichaam lokaal herenigd zoals gewoonlijk.
Toen de monnik terugkwam in het klooster, liet de abt juist de gouverneur van de provincie uit. Waarschijnlijk had hij hem advies gegeven, want veel hooggeplaatsten wendden zich tot onze gerespecteerde Meester. Met een knikje beduidde de abt, dat de monnik niet naar zijn cel moest gaan, maar op de gang moest wachten. Even later noodde hij hem binnen, wat vrijwel nooit gebeurde en wel een inbreuk leek op de dagorde, waarbij elke monnik slechts één keer per week op gesprek bij de Meester kwam.
Ook binnen knikte de abt slechts om aan te geven, dat de monnik zijn verhaal kon doen.
Deze verbaasde zich, dat de Meester blijkbaar al wist, dat er iets bijzonders was gebeurd, maar vertelde toch zo precies mogelijk, hoe hij het zich herinnerde. In zijn opwinding eindigde hij met de vraag, of zijn ervaring bewees, dat atman of bewustzijn dus los van annakâja, het fysieke lichaam, bestond en zou voortbestaan na de dood. De Meester glimlachte. ‘Weten en wetende is één. Er is geen tweeheid, tat tvam asi,’ zei hij enkel, waarna hij boog ten teken dat het onderhoud ten einde was. Beduusd, maar tegelijk met een innerlijk stralend helder hoofd, boog ook de monnik, waarna hij naar zijn cel ging.
In het laatste gesprek met de Meester kwam de monnik terug op de non-dualiteit. ‘Als alles één is, bestaat er geen afgescheiden ik of atman. Wie of wat sterft er dan? Indien er geen zelfstandig atman is, wie is dan verantwoordelijk voor het goed en kwaad, dat wij hebben gedaan? Wast de dood de gevolgen van onze daden af? Dan komt elke misdadiger weg met al wat hij heeft aangericht,’ vroeg hij.
‘Het hoogste weten kent geen tweespalt. Die is slechts een product van onze geest. Misschien vind je vrede bij het beeld, dat het karma van vorige levens, dat deze keer samengeklonterd is om jou te vormen, bij de dood uiteenvalt en zich op basis van jouw daden verbindt met ander karma om de kringloop van geboorten voort te zetten tot alle daden vereffend en uitgedoofd zijn,’ antwoordde de Meester. Enkele dagen later stierf de oude monnik. Onvervulde verlangens, spijtgevoel, maar ook herinneringen aan hulp die hij belangeloos had gegeven, leken als een wolk omhoog te stijgen en weg te drijven naar het westen.
In mijn meest autobiografisch gekleurde, vlot leesbare roman Geestvervoering voer ik je mee door zowel bizarre als spirituele werelden. Hoofdpersoon is de getraumatiseerde Thomas Dalk, die allerlei paranormale ervaringen heeft. Hij begint een zoektocht, raakt op dwaalwegen vol verkeerde vrienden en valse vaders tot hij eindelijk mensen ontmoet, die uit edeler hout zijn gesneden. Dankzij hen vindt hij een uitweg uit zijn rancune en negatieve kijk op de wereld. Maar juist als hij zijn doel bereikt meent te hebben, stelt zijn verleden hem voor een existentieel dilemma…