Gekromde tijd

Mijn geest voelt zich nog jong
ontkent de klok en gong
maar schone spiegels liegen niet
ze tonen wat je waarlijk ziet

Een huid vol craquelure
voorbij vlogen de uren
de barsten zitten niet in ’t glas
al wil je liefst, dat ’t wel zo was

Kon je maar reizen snel als licht
enkel een schim zonder gewicht
dan zou de tijd niet deren
je zou niet meer verteren

Maar vragen waar ik nu mee vecht:
bestaat de tijd, is licht wel echt?
wat doet licht, eenmaal onderweg
als het niks treft, is dat dan pech?