Triestman 2

Nadat Triestman de hond had uitgelaten, liep hij naar de music-hall.
Daar wachtte hem een lelijke teleurstelling. Aan de deur hing een briefje:
‘tottonsen speit heedun geslootn want piaanist is gestikt in noot’.
‘Dat heb ik weer,’ grimde Triestman en hij besloot elders vermaak te zoeken.

De eerste, die hij aanklampte om advies, was Mokvogel.

De mokkende nestvlieder bleef vanzelfsprekend halsstarrig zwijgen,
hoe Triestman ook smeekte om een luisterend oor.

De tweede vreemde vogel, die hij naar de juiste weg vroeg, was Zenmees Ter.
Die antwoordde (c.q. maakte) hem wijs: ‘Overstijg alle dualiteit, elke richting is de juiste.’

Na deze onopgemerkte kans op satori besloot Triestman op goed geluk zijn geluk te beproeven.
Hij sloeg midden af en liep recht omhoog.

Op de berg bleek een grote discotheek te zijn, die bij dag een prachtig uitzicht over de baai bood, maar dan geen gasten had, en ’s nachts, wanneer het stampvol was, slechts een paar armetierige lichtjes in de verte liet zien, waar zeestraatarme vissers hun dagelijks brood aan de woelige baren trachtten te ontrukken, wat zij na vangst van elke spiering uitbundig vierden met ouzo en rum. Dat trok uiteraard piraten aan, die met ooglapjes getracht hadden zich onkenbaar te maken, omdat zij immers dorpsgenoten waren van de netten boetende zeebonken.De deur van de disco werd streng bewaakt door de potige portier Poot, maar bezoekers konden probleemloos naar binnen gaan. En dat deed Triestman dan ook. Want onverminderd smeulde zijn hoop, dat hij een aanminnig meisje zou ontmoeten.

De herrie binnen valt het best te omschrijven als tering.

Van enige conversatie op niveau kon geen sprake zijn, weshalve de onstuimige aanwezigen zich behielpen met suggestieve lichaamstaal, die hier en daar door doventolken werd toegelicht. Slechtzienden hadden meer geluk, want het geschitter van de honderden lichtjes en stroboscopen zorgde voor veel nieuwe lotgenoten. Wat meteen verklaart, waarom zich zoveel laserklinieken en oogartsen gevestigd hadden op het prachtige eiland met zijn gouden stranden en afvalproblematiek.

Nauwelijks had Triestman zich behoedzaam naar de rand van de dansvloer geschuifeld, of zijn nog goede ogen werden getroffen door de aanblik van Pure Schoonheid in een gestalte van inheemse afkomst.

Hij besloot, haar een aanzoek te gaan doen. Na veel wurmen en worstelen geraakte hij tot bij haar.

Net nu succes bijna tastbaar dichtbij was, deinsden alle danslustigen plotseling terug naar de randen van de dansvloer, zodat een grote open cirkel ontstond, waarin gespierde jonge kerels mallotig bewegend een kennelijk lokale vruchtbaarheidsdans ten tonele voerden, waar zij steeds meer pseudo-onwillig giechelende meisjes in betrokken. Zo ook de begeerde Schone.

Zijn woede verbijtend en knarsend met zijn tanden, zoals beschreven in Mattheüs 8:12, 13:42, 13:50, 22:13, 24:51, 25:30 en Lukas 13:28, wendde Triestman zich af van het stuitende tafereel.

Bij de door urinedampen adembenemende pisbakken waste hij zijn handen,
hinderlijk aangestaard door een oude snoeper pal naast hem.
Toen trok hij de conclusie, dat hij er schoon genoeg van had.

‘De hele wereld kan me gestolen worden,’ morde hij.