Tekentuig

Soms zet een pentekening de wereld op zijn kop als een oude hoed. Dit overkwam ook de afbeelding hier, uit enige eeuw na Christus en vermoedelijk ruw uit het hoofd afgetekend van een grotschildering, die voor het grote publiek en de uithuizige kluizenaar verborgen had moeten blijven.

Uiteraard buigt de kunstminnende overheid zich onmiddellijk over het geval.
‘We vergaderen het zaakje wel te pletter, voor er onrust ontstaat,’ meent de honorair voorzitter stoer. Zijn secondant secretaris beaamt het pennenlikkend, terwijl de belangenbehartiger van Industrie en Grootkapitaal iets fluistert over patent, copyright en massaproductie, wat bij de voorzitter binnenkomt als honing aan de galg.

Voor een goed verhaal verschijnen nu de schurken, die in een schemerige kroeg op loopafstand snode plannen smeden.

Menen zij risicoloos uit de losse pols zaakjes te kunnen smeden in een wereld waar alles in beeld en geluid wordt opgevangen door apparatuur, ontwikkeld door en in dienst van Big Tech en dito Media? De personificatie van deze giganten staat dan ook als een mislukte richtmicrofoon mee te luisteren, veinzend dat hij een rondje schraal bier wil offreren.

Zodra dit op de bestemde plek is doorgebriefd, vindt er op hoog niveau palaver plaats in de zuilengalerij, waar ook contraspionage gepleegd en contrabande verhandeld wordt.

De clou leidt rechtstreeks naar de ontknoping: de slechteriken gaan naar de hel.

Als appendix dient nog vermeld te worden, dat de recensent van dit verhaal zich en algemeen hevig stoorde aan het totale onbenul, waarmee de auteur zich bezondigde aan het principe: show, don’t tell.