Er ging mij een licht op.
Maar alvorens het uit mijn raam te schreeuwen
raadpleegde ik de tarotkaarten van Madame Lenormand.
Die hadden geen hoge pet op van mijn idee.
Ik was ontgoocheld.
Net op het moment, dat ik balend in een zak vol as
wilde kruipen om ongezien uit te huilen,
riep bovenbuurman Keverlink mij.
Hij had thee klaar, een exquise mix van lindebloesem,
kamille en kraanwater.
Daar zou ik rustig van worden.
Dus ik schoot in mijn sloffen en snelde de trap op.
Gelukkig had buurman niet alleen rustgevende thee, maar ook stroopwafels.
En ook nog een waar gebeurd verhaal over zijn laatste klus als rechercheur.
Geef toe: niets zo kalmerend als een goed verhaal!
Er was een lijk gevonden.
Het lag dood in de vestibule.
Zo stak buurman van wal.
‘Het overlijden had een schouwarts al vastgesteld,
toen mijn collega en ik arriveerden.’
‘Verder was er op de plaats delict één getuige, die meteen de politie had gebeld,
toen hij de man had zien liggen, naar hij zei. Ook overigens was deze man spraakzaam,
wat in zijn voordeel werkte, want niet alleen houden daders vooral in het begin van een onderzoek hun kaken liefst stijf op elkaar, wat trouwens schade aan het gebit kan veroorzaken, maar na vrijwel elke misdaad gaat de dader er ook spoorslags vandoor.’
‘Op de wond van het slachtoffer wijzend, opperde deze getuige,
dat het volgens hem overduidelijk een geval van zelfmoord moest zijn.’
‘Aangemoedigd door mijn knikje, dat bedoelde aan te geven, dat ik hem verstaan had,
stak hij meteen van wal met een uiteenzetting over het unieke van zelfmoord.
Want, zo zei hij, bij moord is altijd sprake van een dader en een slachtoffer, even
afgezien van wat rekwisieten zoals een moordwapen en een motief. Maar bij zelfmoord vallen dader en slachtoffer samen. Bij beroving of diefstal zou dat nooit kunnen.’
‘Nou, dat heeft veel weg van distraction, kom eh, een afleidingsmanoeuvre,’
merkte ik tussen twee slokken thee op.
‘Mooi woord voor een spellingswedstrijd, maar enfin, dat dacht ik ook gelijk,’
zei de buurman. ‘Maar ontlastend leek dan weer, dat hijzelf de politie had gebeld.’
Waarop ik meteen zei: ‘In de verwachting, dat dit hem tot voordeel zou strekken,
omdat het contra-intuïtief is.’
‘Precies, man je bent je roeping misgelopen.
Je had mooi ons korps kunnen versterken. Eet je een hapje mee?’
Meteen na mijn maar wat graag gegeven bevestiging gaat hij naar de keuken
om de laatste hand aan de maaltijd te leggen.
Onder het eten vraag ik: ‘Hoe is het gegaan met die zaak?’
‘Eén indringend gesprek en na twee uur hadden we een volledige bekentenis van die praatjesmaker. Een mooi eind, want een onopgeloste zaak blijft je toch dwarszitten.’