Sprook

Er was eens een sprookje, dat er 217 jaar geleden zo schoon genoeg van begon te krijgen om niet helemaal serieus, maar altijd cum grano salis genomen te worden, dat het besloot, zijn inhoud uit te braken. Ongehoord! Daar stonden nu de net nog zo vurig acterende figuren uit het verhaal, bleek bibberend na de koude douche, die elke verdrijving uit een paradijs nu eenmaal is. Vraag het maar aan vluchtelingen, die huis en haard plotseling hebben moeten verlaten om het vege lijf te redden. Wacht hen in den vreemde een warm onthaal of argwaan? De vraag bestellen geeft al het antwoord van de gevreesde kosten.

Enfin, daar stonden dus de ontsprookten. Ze keken elkaar onzeker en angstig aan. Wat zou de toekomst brengen? Gold hun status als onverschuldigde werkloosheid? Hadden ze recht op onderdak en kleedgeld? Waar moesten ze overnachten? Stuk voor stuk issues, die zo lang geleden nog geenszins in een sociaal opvangnet ingebed waren, want vadertje Drees was nog niet geboren en de sociaaldemocratie kon op hevige tegenwerking vanuit de gevestigde orde rekenen.

Representanten van deze orde aarzelden niet lang. De conclusie, dat het geen pas gaf om zonder pas of identiteitsbewijs, anders dan een gemompeld excuus voor het er zijn, was snel getrokken. De beulen van de dienst Verwijdering van Onwelkome Vreemdelingen DVOV scherpten reeds metonymisch hun bijlen, terwijl het geval in kort geding voorgelegd werd aan de wijze rechter Uil, door criminelen gewoonlijk Vuil genoemd, maar bij de bezittende klasse in hoog aanzien.

De voortgang laat zich raden. Aan hen, die enkel bestaan dankzij lezen of horen voorlezen komt evenmin existentiële werkelijkheid toe als aan hersenspinsels en gedachten. Toch dient hen een vorm van zijn toegedicht of aangewreven te worden, teneinde te voorkomen, dat zij zich kunnen beroepen op ontoerekeningsvatbaarheid om zo de dans der gerechtigheid te ontspringen.

Het verweer van de verstoten prinsen, heksen en draken, dat zij niet uit eigen vrije wil tot aanzijn waren gekomen, werd als onbewezen en onbewijsbaar terzijde geschoven, zeker ook omdat het teveel weg had van een gelegenheidsargument. De toestand leek hopeloos en de beulen wreven zich al vergenoegd in de handen.
Maar toen stond slimme Hans op.
‘Eh, hoogweledelgeboren edelachtbare. Als niet te bewijzen valt, dat wij in deze existentie geworpen zijn, wat een werpplek elders vooronderstelt, moeten wij de doeloorzaak wellicht aan deze zijde van het Zijn zoeken. Wij zijn dan niet geduwd vanuit gene zijde, maar gehaald door deze zijde. Uw vonnis dient opgeschort, tot de dader hier gevonden is. Kan niemand aangewezen worden als degene die ons gehaald heeft, dan zijn wij per definitie onthaald en moeten wij als zodanig ook behandeld worden. Zowel in hogere aanleg als in cassatie kan dit uiteindelijk slechts tot de uitspraak leiden, dat wij gastvrij onthaald moeten worden.’

Met een ferme klap van zijn houten hamer op de vingers van slimme Hans, die zich had vastgeklampt aan de mahoniehouten tafel, gaf rechter Uil te kennen, dat hij het eens was met Hans’ betoog en hij gelastte de griffier om een en ander met watervaste inkt op perkament vast te leggen. Als bijkomende aanwijzing dicteerde rechter Uil, dat het geen stof voor fictie mocht worden, in welke vorm dan ook.