Terwijl ik in Photoshop iets aan het uitproberen was, belde iemand aan beide deuren van mijn perceptie. Nieuwsgierig als ik ben opende ik zonder dralen de toegang tot mijn bewustzijn. Daar stond ze! De Nubische prinses, die eerder al in dromen aan mij was verschenen, met een bijbel onder haar arm en een jute tas in haar verkleumde hand. Wie zou haar in de gure regen buiten laten staan? Binnen hadden we een goed gesprek met thee en appelgebak bij de open haard. Natuurlijk probeerde ik haar met de vraag, of God almachtig was, uit de tent en in een hinderlaag te lokken. Ze beaamde het. Mijn volgende vraag luidde: ‘Kan hij dan dus een steen maken, die zo zwaar is, dat hij hem niet kan optillen?’ Haar antwoord was een tegenvraag: ‘Geloof je, dat God eeuwig is?’ Ik zei: ‘Dat zou ikzelf wel als eerste geregeld hebben; lijkt me wel dus.’ Toen kwam ze met een verbluffende oplossing voor mijn paradox. (Kun jij die reactie ook verzinnen?)*
Vervolgens probeerde ik haar te vangen met de vraag, of God alomtegenwoordig was. Ook nu stelde ze zonder omwegen, dat Hij dat was. Dus vroeg ik: ‘Dus hij is overal, ook in mijn chalet in Zwitserland?’
‘Jazeker.’
‘Ik bezit daar geen chalet.’
Mocht je denken, dat ze nu totaal overbluft was, nee. Weer had ze een antwoord (Kun jij het ook bedenken?)*
Diep onder de indruk van haar inzicht, maar vooral van haar gezicht, maakte ik de afbeelding hiernaast. Toen moest ze weg, anders zou ze de trein naar Geneside missen.
Op het perron was het rode licht mijn wens, maar het groene ons droevige lot. Ik bleef nog lang zwaaien, nadat de trein vertrokken was, maar voelde op de terugweg naar huis warme blijdschap in me opstijgen, omdat ik in staat was gebleken om schoonheid te herkennen als zij zich voordeed en om slimheid te kunnen waarderen.
*Om te voorkomen, dat bekeerders en zielenrovers profiteren van de oplossingen, heb ik die hier niet gegeven. Zoals elders gezegd: hoed u voor hen, die u willen behoeden. Zij houden hun ware agenda onder de pet.