Een dubbelportret om te laten zien, hoe ik mijn eigen materiaal soms martel om het onderste uit de kan-het-ook-anders-laag te halen. Links het origineel in een waterige stijl, zoals die bij kunstnijverheidsinstituut Ecole Ine aan de Rue Casanova lang in de mode was. Rechts de berekening van de verkoopprijs, die qua lijnvoering in de verte (Tibet) wel iets van Hergé heeft. Wie Tibet zegt, roept natuurlijk de Yeti op. Zo noemde mijn klasgenoot Bart O. op de AKI onze tekenleraar met zijn woeste witte haardos, die mij eens een hele middag een kubus liet natekenen en iets voor vijf uur het resultaat, een vel A1 vol, in drie seconden afdeed met: ‘een indrukwekkend aantal, maar er klopt er geen een.’ Waarna ik in natekenen geen perspectief meer zag.
Terug naar het hier en nu. Deze prent heb ik gemaakt, toen ik bij het regionale kampioenschap Geduld Oefenen aan de Trekstok lang moest wachten voor ik de touwen eindelijk in mocht. Wat maar weer bewijst, dat verveling de beste inspiratiebron is voor hen die niks kunnen verzinnen en hetzij genetisch, hetzij door ons schoolsysteem geheel gespeend zijn geraakt van fantasie: zwaar ondergewaardeerd spul, dat hopelijk niet als doping aangemerkt zal worden.
De titel, die ik aan deze creatie heb meegegeven luidt ‘face in the crowd’, als hommage aan Tom Petty, die het nummer met deze titel uitbracht op Full Moon Fever uit 1989.
Als basis diende een foto, gemaakt door mijn dochter Dewy, net zoals bij het omslag voor Zielsverduistering door mij nog verder uitgewerkt. De neiging om meer elementen toe te voegen heb ik na wat mislukt gefröbel laten varen. Mocht u de kano met schetsen op open zee vinden, vul hem dan en geniet ervan, bij de koffie bijvoorbeeld.
Heel andere koek is deze lady. Toen ze op Oudejaarsdag om 23:29 uur klaar gepenseeld was, kreeg ik associaties met Marlene Dietrich, u weet wel, de dame van die benen, waar Godfried Bomans er al aan één genoeg had om eeuwig geluk deelachtig te worden. De associatie zal zijn ontstaan door de kaaklijn, de zwoele oogopslag en de pose, maar het is Marlene dus niet. Beroemd werd zij door de rol van Lola in de film Der blaue Engel naar de roman van Heinrich Mann, die altijd in de schaduw is gebleven van zijn broer Thomas Mann, winnaar van de Nobelprijs voor Literatuur in 1929.
Van oudere datum is deze plaat, die ik spontaan heb gemaakt. Onbewust, zo bleek me later, heb ik een jong meisje uitgebeeld, dat in de buurt van Yde in Drenthe is opgegraven door turfstekers.
Uit de vondst van een tailleband met schuifknoop om haar hals concluderen deskundigen, dat zij is gewurgd. Er is ook verondersteld, dat zij ritueel is geofferd, omdat er naast haar lijk een eikenstam is gevonden en zij onder haar linker sleutelbeen met een mes lijkt te zijn gestoken. Maar ze kan ook als straf voor een misdrijf zijn gedood of omdat ze misvormd was door scoliose en mank liep. Deze details heb ik pas veel later verzameld.
Grote indruk maakte op mij de film Rashomon van de Japanse regisseur Akira Kurosawa.
Hij heeft een imposant aantal beroemde films op zijn naam staan, waaronder Rashomon.
De godfather van de stripkunst in Nederland, Marten Toonder, sleept in zijn sterk geromantiseerde, driedelige autobiografie, waar hij in 1987 aan begon, het ‘Rashomon-effect’ erbij om te rechtvaardigen dat hij een feit heel anders beschrijft dan zijn broer Jan Gerhard deed in ‘De dronken kanarie’ uit 1975 en ‘De spin in de badkuip’ uit 1976, wat Wim Hazeu in zijn biografie over Marten Toonder uitgebreid beschrijft op pagina 15 en 16 (ISBN 978 90 234 7318 3).
Drie mensen, drie verschillende verhalen of perspectieven, dat is ook het thema van Menuet van Louis Paul Boon, wiens romans ik als adolescent verslonden heb.
Het begon met De bende van Jan de Lichte en De Zoon van Jan de Lichte, die bij ons thuis in een kast verstopt bleken te zijn. Vergeten straat is ook onvergetelijk.
A propos verstopt: Er heerste bij ons thuis vroeger een merkwaardige afkeer van literatuur, muziek, kunst en van vele dingen, die het leven de moeite waard maken. Louis Paul Boon was natuurlijk een socialistische schrijver, ‘een rooie’, dus taboe: mijnheer pastoor mocht het eens zien! Hoe twee van zijn boeken toch binnen zijn gekomen, is me nu nog een raadsel. Enfin, als ik na mijn huiswerk een goed boek van de hoge stapel uit de (school)bibliotheek geleende exemplaren pakte om mijn geest te verkwikken en te ontgiften, volgde steevast het commentaar, dat ik mijn hele verstand nog eens aan flarden zou lezen. Dat is ook gebeurd, gelukkig.