Maria en het Jezuskind
die hadden weliswaar geen tent,
toch waren beiden zeer content
Hoe dat zo kwam? U raadt het al:
ze sliepen in een stal
tezamen met de stiefvader
doch twee stonden er nader
vermomd als os en ook als ezel
waarop men dan mooi schild’ren kon
voordat het avondmaal begon
het leek wel ’t land van honing
Herodes was er koning.
De aanloop is er best enorm
van hemelgeest tot aan aardworm
er komt heel wat van boven
om ’t kindeke te loven
Kamelen voeren wijzen aan
die men stilzwijgend laat begaan
ze geven veel geschenken
hun rijdier moet men drenken
ook herders komen uit het veld
helaas hebben zij veel minder geld
ze vleien zich tevree in ’t hooi
en vinden alles prachtig mooi
De wijzen keren dan weerom
maar niet naar huis en dat blijkt dom
Herodes is hun nieuwe doel
hun boodschap werpt hem van zijn stoel
verspieders stuurt H fluks op pad
te vinden toch het kindje dat
een dreiging vormt al voor zijn troon
welzeker hem steekt naar de kroon
Maria krijgt een rotgevoel
en zegt tot Jozef: ‘Pak de boel,
we kunnen hier niet toeven,
weldra komen er boeven,
de ergste soort, heel snode,
die ons kind willen doden;
kom, laat ons naar Egypte gaan
gelukkig is het nieuwe maan,
want maken zij dit wurmpje dood
dan wordt het immers nimmer groot!’
Waarom dat groeien nodig was
zal later blijken op een plas
waar Jezus gaat uit varen
met vrienden op de baren
Het is een zomerdag heel warm
dus Jezus slaapt, hoofd op zijn arm
maar plots! gitzwarte wolken
het water gaat aan ’t kolken
de vrienden, angstig, vrezen zeer
en zoeken raad’loos naar hun heer
Zei ik ’t anders, zou ik liegen
elk ziet er zijn ziel al vliegen
naar de hel of naar de hemel
dat geeft daar immens gewemel
Jezus ronkt in het vooronder
hoort niks van al het gedonder
wordt door angsthazen gewekt
waarna hij zich eerst uitrekt
de golven komen weer tot rust
en de paniek is ook gesust
Einde