Barenswee

Het is onmiskenbaar.

Het verhaal dringt aan om zich geboren te laten worden.

Maar wijs als een bezorgde aanstaande vader wijs ik op
de vele risico’s en te verwachten gevaren en moeilijkheden.

Het verhaal schampert, dat dit vluchtgedrag
van een werkschuwe is en argumenteert:
‘Als massaloze want spirituele entiteit ben ik
afhankelijk van een andere partij, die mijn
grofstoffelijke vorm kan realiseren.
Van jou dus, auteur.
Jij mag je niet onttrekken aan de morele
plicht om mij tot aanschijn te brengen.’

Na mijn cynische vraag, wie Verhaal meent dat zijn autoriteit schraagt,
blijft het even stil.

Dan barst hij los: ‘Bezwaar jij jouw geweten
soms liever met de knagende pijn van
had-ik-toen-maar, wanneer je zelf voorgoed
teruggekeerd zult zijn tot onstoffelijke staat
in het schimmenrijk, waar onzalige  spijtoptanten
je omringen met onafgebroken weeklagen over
zaken, die elk van hen nagelaten heeft?

Eeuwig tobbend, waarom jij jouw vlotste pen
niet al na mijn eerste verzoek kordaat in de
reageerbuisinkt gedrenkt hebt.’

‘Je mag flemen, soebatten, zeuren, smeken en
verzoeken tot je erbij neervalt, maar ik zal niet
zwichten.’
‘Typisch geval van machtsmisbruik.’
‘Jouw oordeel raakt me niet in het minst.’
‘Tot redelijk onderhandelen zal je toch minimaal
bereid moeten zijn.’
‘Het is niet aan jou om dat te bepalen.’

‘Een abortus nog voor de conceptie,
moet ik dus concluderen.’