Het lot, enorm royaal met gunst
leidde mij naar een fout in kunst
De Schoolmeester op heterdaad
joeg schaamrood mij op het gelaat
Die schaamte plaatsvervangend was
maar toch liep S dus uit de pas
Verbazing teisterde mijn blik
(het zelfportret hier, dat ben ik)
Het benetten* van een stoepje
ligt hiermee onder het loepje
van of er mee te leven is
dat een melkboer vrouw’lijk is
Niet dat ik het ooit heb gevreesd
indien zij was boerin geweest
schenkt evenwel een man de melk
dan doet ie dat niet in een kelk
Het gewraakte gedicht van De Schoolmeester:
Immortelle XLIX
Wel menigmaal zei de melkboer
Des morgens tot haar meid:
‘De stoep is weer nat.’ Och, hij wist niet
Dat er ’s nachts op die stoep was geschreid.
Nu, dat hij en de meid het niet wisten,
Dat was minder;—maar dat –zij–
Er hoegenaamd niets van vermoedde,
Dat was wel hard voor mij.
Uit: Immortellen, 1850-1852.
*benetten: op pagina 53 van 444, een archaïsme voor natmaken, bevochtigen