‘Verveel je je nou niet, zo hele dagen?‘ vroeg mijn oma met een serieuze uitdrukking op haar gezicht, terwijl ze de mok zwarte koffie voor me neerzette.
‘Met zoveel hobby’s heeft u helemaal geen baan nodig,’ merkte de psycholoog spottend op, terwijl hij de lange lijst voorzag van een uitroepteken. Hij moest mij in opdracht van het Arbeidsbureau testen op talenten, waarna men mij het arbeidsproces in zou rammen en
ik misschien nog een nuttig, belastingen betalend lid van de samenleving kon worden!
Het liep anders. De medewerker van het Arbeidsbureau deed, met de test in zijn hand,
alle gerespecteerde moeite om mij naar passende arbeid te geleiden. Het lukte niet.
Onze karakters botsten. Tegen het eind van wat onze laatste ontmoeting zou blijken, onthulde ik, dat hij zijn energie kon sparen, omdat ik toegelaten was tot de kunstacademie en daar na de zomervakantie zou beginnen.
Even was hij verbluft. Toen kon hij zich niet inhouden om te schamperen, dat ik ‘die toch nooit ging afmaken.’ Ruim veertig jaar later ben ik de man nog dankbaar voor die sneer. Want die hielp me door een beginnende verslonzing in het tweede jaar, waarna ik geen dag onderwijs aan de AKI meer gemist heb. Mede – en misschien wel vooral – om de man geen gelijk te hoeven geven.
Bijkomend: de opleiding leidde ertoe, dat ik alsnog een nuttig, veel belasting betalend lid van de maatschappij ben geworden.
Neemt hier allen exempel aan.