Poëem 1
Ik wil een poëem gaan wrochten
vol met duivelse gedrochten
aanduidend mijn medemensen
die mij hierom vast verwensen.
Ik verdedig mij met woorden
en ga echt niemand vermoorden
zoals wel tirannen doen
zonder schroom, zonder fatsoen.
Wat dit dichtwerk nu ontbeert
is dat het ten goede keert
met moraal en goede zeden
waarom dikwijls wordt gebeden.
Want een versje dat niet af is
wordt gezien als iets dat laf is
zonder zout en zonder peper:
voeg een clou toe, dat is leper.
Al wie steeds ten beste geeft
wat het diepste in hem leeft
hoeft van schrik niet te bekomen
noch moraal nog ooit te tomen.
Wat u er ook van mag vinden
hoge bomen vangen winden
laat ze groeien, laat ze bloeien
melk uw paarden, tem uw koeien.